Schapen
Algemeen
Het huisschaap stamt waarschijnlijk van verschillende wilde soorten af. Eén daarvan is de moeflon die op Sardinië en Corsica oorspronkelijk in het wild thuishoort. Van daaruit zijn deze wilde schapen in verschillende gebieden uitgezet. Ook op de Veluwe leven tegenwoordig een paar honderd moeflons.
Rassen
Texelse schaap (Wolly)
Kameroen schaap
Wensleydale Longwool schaap (Vito)
Drents heideschaap
Namen
Ram - mannelijk schaap
Ooi - vrouwelijk schaap
Lam - jong
Kenmerken
Schapen zijn herkauwers. Dat wil zeggen dat ze gras eten, meteen doorslikken en later op een rustige plaats gaan liggen en het gras nogmaals herkauwen. Ze kauwen deze voedselbrok zo'n 50 tot 60 maal voor deze weer doorgeslikt wordt. Schapen kunnen het hele jaar buiten gehouden worden. Dat is gunstig voor het gras. De muizengangen worden dichtgetrapt en het gras wordt afgegraasd waardoor andere planten geen kans krijgen om te groeien. Een schaap levert behalve wol ook melk en vlees.
Voortplanting
Een ooi draagt 5 maanden min 5 dagen. Schapen krijgen over het algemeen 1 à 2 jongen. De eerste 2 weken drinken de lammeren alleen melk. Daarna gaan ze ook grazen en knabbelen. Een ooi heeft 2 spenen.
Eten en drinken
Schapen eten gras en hooi en in de lammertijd worden de ooien extra gevoerd met schapenbrokken. Ook drinken ze vers water.
Huisvesting
Schapen kunnen het hele jaar buiten blijven omdat zij als bescherming een dikke wollen vacht hebben.
Bijzonderheden
Schapen worden jaarlijks omstreeks half juni geschoren. De wolopbrengst per schaap is ± 4½ kg.